Ze dragen namen die zowel macaber als poëtisch zijn. Denk aan zwarte toorts, welriekende nachtorchis, mansbloed en groot heksenkruid. Bij zulke namen denk je al snel aan de receptuur van een duister drankje. Nee, dan zilverschoon, damastbloem, hemelsleutel en vrouwenschoentje. Voor zo’n lofzang op het landleven trek je er graag op uit. Om te genieten van al die wilde bloemen die zich als een kleurig lint langs de wandel- en fietsroutes aaneenrijgen.
Hoe verschillend de soortnamen van de veldbloemen ook klinken, hun karakter is identiek: onstuimig en vrijgevochten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de tulp en de narcis laten wilde bloemen zich niet in een keurslijf dwingen. En ze staan ook niet keurig in het gelid op door telers gekozen velden. Nee, ze kiezen zelf de plek waar ze het beste gedijen: in de berm, op dijken, in polders of aan de waterkant. In Nederland en België groeien zo’n veertienhonderd wilde plantensoorten. Een groot aantal bevat bloemen, maar de meeste soorten niet, zoals grassen en waterplanten. Fietsend of wandelend kom je vooral de paardenbloem, de smalle weegbree, de scherpe boterbloem, het madeliefje, de witte klaver en de hondsdraf tegen. Zeldzamer zijn de dotterbloem, de koekoeksbloem, de rietorchis, de Spaanse ruiter en de klokjesgentiaan.
“Vrijwel de helft van alle soorten wordt met uitsterven bedreigt”, zegt een boswachter die we onderweg tegenkomen. “Dat komt door overbemesting, ontwatering, ontginning en bebouwing van het landschap. De nationale parken zijn er om dat uitsterven zoveel mogelijk te voorkomen. Daar onderhouden we hun groeiplaats op een natuurlijke manier. Geen kunstmest dus.” Volgens de natuurliefhebber zie je ook steeds vaker dat wegbermen maar één of twee keer per jaar, als de bloemen zijn uitgebloeid, worden gemaaid. “Steeds meer boeren passen zelfs hun landgebruik aan om meer bloemen in het grasland te krijgen. Daardoor komen er ook weer ‘nieuwe’ soorten terug, zoals het bezemkruiskruid en de reuzenberenklauw.”
Wandelend of fietsend in het voorjaar en in de zomer valt de afwisseling in bloemkleur op. Vroeg in het voorjaar zie je vooral witte bloemen: wit steekt sterk af tegen het groene blad en is daarom een perfecte lokkleur voor het dan nog geringe aantal insecten. Naarmate je verder in het voorjaar komt, doet geel zijn intrede. Dan komen ook de koeriers van stuifmeel tevoorschijn, zoals vliegen, kevers, vlinders en bijen. En die zijn weer gek op gele veldbloemen. En de rode of paarse varianten? Die moeten het vooral hebben van een ‘toevallig’ bezoekje. Insecten nemen deze kleur namelijk nauwelijks waar. Vaak groeien je ze dicht bij anders gekleurde bloemen om op die manier ‘een graantje mee te pikken’, ofwel koeriers van hun stuifmeel te ontvangen.
“Wilde bloemen hebben een belangrijke ecologische functie. Ze geven voedsel aan dieren die er van leven of er in overwinteren. Sommige soorten zijn ook nog van nut. Neem de klaproos met z’n slungelige steel en z’n kreukelige blaadjes. Je vindt hem vooral in omgewoelde bermen, langs spoorwegen en op akkers. De rode bloemen omlijsten de opvallende ronde vrucht met het afgeplatte ‘hoedje’. In dat hoedje bevinden zich duizenden zwarte zaadjes. Sommige soorten zijn eetbaar, zoals het maanzaad op de harde broodjes bij de bakker. De olie van de kleine zaadjes wordt ook als vervanger voor olijfolie op de markt gebracht.
Naast een mooie hebben sommige soorten ook een venijnige kant. Zo kan de reuzenberenklauw bij een lichte aanraking ernstige brandblaren veroorzaken. Afblijven dus. Maar de topper van de boosdoeners is vooral het jakobskruiskruid. Eerder overleed in Engeland een groot aantal paarden na het eten van hooi dat resten van deze wilde bloem bevatte. Vooral in wegbermen, op bouwterreinen en op verlaten akkers ontkiemt het kruid bijzonder snel in omgewoelde grond. Grazend vee herkent het kruid als het nog leeft, maar eenmaal gemaaid of gedroogd verliest het zijn kenmerkende geur en wordt het wel gegeten. Wanneer vee er teveel van eet, treedt geleidelijk vergiftiging van de lever op met sterfte tot gevolg.
Ook al charmeren ze volop, het heeft weinig zin om ze te plukken en mee te nemen in bijvoorbeeld je fietstas. Na de pluk kunnen de planten onvoldoende water en voedingsstoffen opnemen, hangen ze in een mum van tijd op halfzeven en gaan ze ten slotte dood. Gewoon laten staan dus en genieten van hun lonkende pracht.