“C’est un beau roman, c’est une belle histoire…” Terwijl ik langzaam omhoog fiets, raast een wit busje voorbij met daarin een groep jonge - echt overenthousiaste – Fransozen, die luidkeels een oude hit van Michel Fugain over de glooiende wijngaarden uitstrooien. “C’est une romance d’aujourd'hui.” Ze hebben er zin in, da’s duidelijk. Het is september en oogststijd rond het Franse Beaune. Dit is het land van de pinot noir en de chardonnay, maar vooral het gebied van het goede leven. Bourgondië is middeleeuws mooi, met hier en daar een chateau, een eeuwenoud kerkje en veel, heel veel, in slaap gevallen dorpjes. Land van de kleine kavels waar de oogst zingend wordt binnengehaald. “C’est une belle histoire…” Gouden wijngaarden Ik ben onderweg van Beaune naar Dracy-le-Fort (een tocht van 47 km) en rijg in dit glooiende land diverse slaapdorpen als een rozenkrans aaneen. Eerst Pommard, dan Volnay en Meursault. Verderop wachten nog Puligny, Chassagne-Montrachet en Santenay. Stuk voor stuk dorpen die bekend staan om hun uitmuntende wijnen, de Grand Crus. Het gebied wordt de Côte d’Or genoemd, de Goudkust, waarbij het goud verwijst naar de kleur die de wijngaarden in de herfst aannemen. En inderdaad, het decor vandaag is niet te versmaden. Ook de dorpen niet. In Pommard hangt de geur van alcohol in de smalle straten. Link, rechts, voor, achter… overal wacht je wel een wijnhuis, waar het gistingsproces in volle gang is. Je kunt er ook aanschuiven voor een proeverij. En daarbij leer je dat wijn proeven ook echte dichtkunst is. Wijn is niet ‘zacht’, maar ‘fluwelig’, niet ‘lekker’, maar ‘rond’ en ‘rijk’. En als-ie niet te drinken is, noemen ze hem ‘schraal’ of ‘wrang’. “Dat laatste komt hier in de Côte d’Or niet voor”, verzekert een passant lachend.
De Route des Grands Crus is een smalle strook van noord naar zuid. De route toont bijzondere wijnhellingen waar de wijnboeren vermaarde wijnen produceren. Elk perceel is uniek en afkomstig uit een wijntraditie die al tweeduizend jaar oud is. Daarmee kwamen de percelen in 2015 op de werelderfgoedlijst van Unesco.
Charmant Meursault Ik laat de proeverij voor wat hij is, want er volgen nog de nodige klimmetjes. De Route des Grands Crus slingert zich sierlijk door de wijngaarden. Vaak zijn die met stenen muren afgebakend en tonen ze hier en daar een fraaie poort die de naam draagt van de eigenaar. De volledige route is 60 km lang, voert van Dijon tot Santenay en doet 37 wijndorpen aan. Ah, daar komt de Église Saint-Nicolas van het sfeervolle Meursault in zicht. De kerk uit de 15e eeuw werd gebouwd in opdracht van de Abdij van Cluny, het benedictijnerklooster dat in de middeleeuwen een flinke vinger in de rooms-katholieke pap had. Naast deze kerk valt vooral ook het Château fort de Meursault uit de 14e eeuw op. Ooit een versterkt kasteel waarvan nu nog de hoge vierkante donjon resteert met z’n karakteristieke, veelkleurige pannendak. Het figureerde ooit in een film van Louis de Funès. En daar zijn ze hier nog steeds zichtbaar trots op. Beroemd ziekenhuis Als de zon op de geglazuurde tegels schittert, doet het dak mij denken aan het wereldberoemde Hôtel-Dieu des Hospices in Beaune dat ik eerder bezocht. Het hospitaal werd in 1443 gesticht als opvang voor inwoners die door de Honderdjarige Oorlog aan honger en armoede leden. Meer dan vijfhonderd jaar was het een armenziekenhuis. Vergaap je er nu aan de keuken, de apotheek, de grote zaal met 28 hemelbedden en het indrukwekkende plafond en dito kapel. Een hoogtepunt van middeleeuwse architectuur. Maak daarna ook nog een stadswandeling, want extra aandacht verdient het fotogenieke Beaune zeker. Vooral vanwege z’n middeleeuwse stadswallen, heerlijke slenterstraatjes, Musée du Vin en de Collégiale Notre-Dame, een van de grootste Romaanse kerken van Frankrijk.
Zoevend langs het kanaal Na Santenay - mooi kasteel ook - verlaat ik de wijngaarden en zoef ik heerlijk naar beneden om wat verderop over het jaagpad langs het vlakke Canal du Centre verder te fietsen. Nou ja vlak, niet helemaal. Omdat het kanaal tussen de Saône en de Loire langzaam afdaalt, zijn er om de paar honderd meter sluisjes ingebouwd. In totaal zijn er nog 64 van de eerst 80 sluizen over om het hoogteverschil van zo’n 50 meter te overbruggen. Eenzelfde aantal sluiswachterswoningen zijn er, hoewel de meeste die ik tegenkom er verlaten bijlliggen. De plezierjachtjes - joehoe, even zwaaien naar de kapitein en z’n bemanning - moeten vaak zelf de sluisdeuren dichtdraaien en het waterpeil regelen. Dat kost dus even tijd. Op de fiets ben ik al snel vier sluizen verder. En voor m’n gevoel ook steeds lichtjes omlaag. Uitvinder fotografie Iets voor Chalon-sur-Saône verlaat ik het kanaalwater, duik in een verkoelend bos in en kom ik wat later uit bij het hotel in Dracy-le-Fort. Tijd voor een glas wijn, m’n boek, een tafeltje onder een boom en een heerlijke ontspannen avond. Een scharrelende haan maakt mij de volgende dag wakker. Opnieuw op het zadel voor de tocht terug naar Beaune (57 km). Maar eerst door Chalon-sur-Saône. Ook hier weer de nodige vakwerkhuizen in het stokoude centrum. Even de erfenis van monsieur Niépce bekijken, de uitvinder van de fotografie. Dan weer door.
Ooit van Joseph Nicéphore Niépce gehoord? Uhuh. Na je bezoek aan Chalon-sur-Saône weet je wel beter. Al in 1826 maakte de Fransman foto’s door een plaat - bedekt met een lichtgevoelige laag bitumen, een soort asfalt - in een camera obscura aan licht bloot te stellen. Hij moest wel geduld hebben, want de belichtingstijd was acht uur! Maar tadaam, de eerste foto was een feit. Het fraaie wijnstadje, met ook weer mooie vakwerkhuizen, heeft een museum aan deze uitvinder van de foto gewijd. Bezoek het en je zal bij het zien van je vakantiefoto’s altijd aan hem blijven denken. Merci, monsieur Niépce.
Gewoon doorslikkenOpnieuw langs het Canal du Centre, deze keer weer in de richting van Santenay, dus iets omhoog. Maar niet lang, want na een paar kilometer sla ik af richting de rivier Saône. Ook langs deze rivier is de natuur weer ‘magnifique’. Naast het kabbelende water en het landschap met z’n strenge rijen populieren toont het romantische vergezichten waar menig 17e-eeuwse schilder zijn vingers bij zou aflikken. Dan volgt nog de Abdij van Maizières, een oud klooster van cisterciënzers dat in 1125 werd gesticht. En voor ik het weet, sta ik weer tussen de vakwerkhuizen in Beaune. Na twee dagen fietsen smaakt, verwacht ik, een glas wijn des te ‘lekkerder’. Pardon, des te ‘rijker’. En omdat wijn proeven voor de Bourgondiër bijna een religie is, zoek ik een wijnlokaal op. Ook om dit ‘belle histoire’ gepast af te ronden. “We beginnen met een witte Corton-Charlemagne”, hoor ik de patron zeggen. Ik kijk m’n medeproevers aan en fluister: “Moet je deze wijn nu uitspugen?” M’n buurman lacht: “Ben je gek, gewoon lekker doorslikken!”